“Overleg met de tuinsector is nodig”

In stad Lier ontstond begin april heel wat commotie toen bekend raakte dat een dertigal inwoners hun voortuin moeten ontharden. Ook heel wat andere Vlaamse steden en gemeenten nemen maatregelen om de verharding van voortuinen terug te dringen. Vlaams minister van omgeving Zuhal Demir overweegt in het kader van de zogenaamde ‘Blue Deal’ om er via een gewestelijke verordening voor te zorgen dat voortuinen niet volledig worden verhard. Een ministerie of een gemeente kan dit soort maatregelen echter niet opleggen zonder dialoog en overleg met onder meer de tuinsector, meent tuinontwerper en -aanlegger Roeland Vranckx. 

“Toen ik via de krant hoorde over de gebeurtenissen in Lier heb ik dat ’s ochtends besproken met mijn werknemers. We zagen die media-hetze allemaal als een soort van ‘eye-opener’. Niet in de zin van: ‘wij leggen ook grind in voortuinen en zijn verkeerd bezig’, wel in de zin van: ‘we worden, in de toekomst misschien beknot in onze creativiteit’, als de oppervlakte aan verharding strenger wordt gecontroleerd en overtredingen worden beboet,” zegt tuinontwerper en -aannemer Roeland Vranckx uit Geel. “De overheid kan zo’n kader niet eenzijdig opleggen zonder overleg met de tuinsector. Er is een draagvlak nodig bij de bevolking, maar ook bij de tuinontwerpers en de tuinaannemers.”

“Wij zijn trots op ons vak en proberen altijd ‘tuinen’ te maken. Dat betekent dat ‘groen’ altijd primeert, verharding komt op de tweede plaats en is puur functioneel. We zullen dan ook nooit een voortuin met alleen maar siergrind aanleggen.” Anderzijds begrijpt hij de hetze tegen grind niet. “Grind kan ook mooi én ecologisch verantwoord zijn. De combinatie van grind met bijvoorbeeld siergrassen en varens of een karrenspoor-oprit waartussen grind ligt, vind ik net ecologisch verantwoord. Dat dit allemaal als verhard oppervlak wordt aanzien, klopt niet want het is uiterst waterdoorlatend.” Over waterdoorlatende klinkers is Vranckx minder enthousiast. “Waterdoorlatende klinkers worden meestal nog gelegd met stabilisé. Niet met het voorgeschreven waterdoorlatend mengpuin of granulaat. Simpelweg omdat men dit niet kan of wil controleren. Waterdoorlatende verharding is ook dubbel: er zijn open kieren, voegen waardoor mos en onkruid welig tieren. Deze worden dan besproeid met glyfosaat-producten en zuurhoudende substanties. Onze onkruidsproeironde bij klanten neemt daardoor elk jaar toe.”

Vranckx is ook geen voorstander van zogenaamde ‘onthardingspremies’. “Op de duur krijg je een samenleving waarbij je positief-wijzigend gedrag altijd moet belonen. Net zoals het ‘behagen van tuinen’ wordt gestimuleerd door goedkope haagplanten aan te bieden, kan de overheid bijvoorbeeld fruitbomen en bodembedekkers aanbieden: supermakkelijke soorten zoals Geranium ‘Spessart’ en consoorten. Dan begint het misschien te kriebelen bij die mensen om nog meer uit hun tuin te halen… en doet er zich een mentaliteitswijziging voor. Zo kan je als overheid een wijziging in gedrag stimuleren. Denk bijvoorbeeld aan de compostmeesters van jaren geleden om het nut van composteren te promoten, dat was een succes.”

Hij is er ook niet over te spreken dat de stedenbouwkundige regelgeving en handhaving varieert van gemeente tot gemeente. “Als tuinaannemer ken ik gemeenten waar de bewoners immense angst hebben om bijvoorbeeld een functionele carport tegen hun woning te bouwen of een laag tuinmuurtje ... In het dorp ernaast bouwt men dan weer ongeremd poolhouses en zwembaden zonder aangifte bij de gemeente te moeten doen. Zonder een duidelijk regelgevend kader ontstaat ook een ‘klik’-cultuur waarbij, als buren elkaar niet kunnen uitstaan, ze angst hebben dat ze worden beboet, als ze een kleine bouwovertreding begingen. Als tuinaannemer tasten wij ook voortdurend de grenzen af van wat al dan niet kan of wat we onder de radar kunnen houden. We vragen dikwijls aan klanten: ‘komen jullie goed overeen met de buren’ of ‘zijn ze streng in jullie gemeente’? Je wil als overheid toch geen angstcultuur bij de bevolking creëren, maar ook niet bij ontwerpers en uitvoerders. Dat er regels zijn lijkt me evident, maar beknot de architecturale ‘speelruimte’ niet te sterk. Als de architecturale vrijheid wordt genekt, dan komt dat de beeldkwaliteit uiteindelijk niet ten goede. Neem bijvoorbeeld de ‘80m² verharde oppervlakte’-regel, inclusief paden en terrassen maar ook tuinhuis, zwembad of -vijver. Dit is veel te laag. De overheid stelt beter een regel op dat deze oppervlakte mag worden overschreden als het water wordt opgevangen, gebufferd en infiltreert in de eigen tuin (met waterput, wadi, natuurlijke vijver, infiltratieputten,..). Of een regel die de verharde oppervlakte bepaalt in verhouding tot de grootte van de tuin.”

Wat het voorval in Lier betreft, kan Vranckx enig begrip opbrengen voor de eigenaars die van hun voortuin een parking hebben gemaakt. “Het probleem ligt vooral bij het ontbreken van parkeergelegenheid in dorpskernen en een slechte stadsplanning. Stel dat er parkeerplaatsen binnen handbereik zijn in deze Lierse straat, hadden de eigenaars dan geen voorkeur gegeven aan een groene tuin? Anderzijds besef ik ook wel dat er een mentaliteitswijziging nodig is. De auto is nu eenmaal heilig voor veel mensen. Ze parkeren hem graag aan de eigen voordeur, en niet in de straat verderop. Dat is handig voor het uitladen van de boodschappen en voor het ontvangen van bezoek. Dat merken wij bij de besprekingen van de tuinen maar al te goed. Wij praten opdrachtgevers dikwijls onnodige parkings en verhardingen uit het hoofd. Ik had de Lierenaars graag advies gegeven over gevelgroen en hoe mini-groen toch grootse effecten kan hebben om hun langgerekte voortuinstreep te verfraaien. Zo kan je een gedragswijziging stimuleren. De grindtuinen zijn eigenlijk een symptoom van het gemis aan coherente stedenbouw, een holistische stadsplanning, een verkeerde straatindeling en parkeerbeleid. Qua beeldkwaliteit was een ‘gemeenschappelijke voortuin’, met een gelijkvormige maar gevarieerde invulling bijvoorbeeld het mooist geweest. Eventueel met grind, maar ook met fruitbomen en bessenstruiken, gazon, bankjes,… Stel dat de stad Lier de eigenaars had verplicht om minstens één hoogstammige boom en een aantal lopende meters haag aan te planten, heb je dan niet veel meer bereikt als beleidsmaker? Anderzijds kan je de zaak ook omdraaien. Waarom staan er in deze straat in Lier geen grote straatbomen, plantenbakken, straatgroen,…? Dat vind ik uiteindelijk belangrijker voor de leef- en beeldkwaliteit en biodiversiteit.”

www.tuinenvranckx.be

a2hs_explain
a2hs_tap
a2hs_then